Vorig jaar woedde het hoogste aantal conflicten sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Wereldwijd zijn oorlogen inmiddels de belangrijkste oorzaak van humanitaire noodsituaties. Bovendien slepen ze steeds langer voort en worden complexer. De verschrikkelijke gevolgen hiervan springen het meest in het oog in Gaza, waar al meer kinderen zijn omgekomen dan sinds 2019 in alle andere conflictgebieden samen. En sinds de grootschalige Russische invasie zijn al meer dan 10.000 Oekraïense burgers om het leven gekomen. Dit zijn slechts twee van de vele menselijke tragedies die zich momenteel voltrekken – de meeste krijgen minder publieke aandacht.
In totaal hebben wereldwijd ongeveer 300 miljoen mensen humanitaire hulp nodig. Als deze groep in één land zou wonen, zou dit de op drie na grootste bevolking ter wereld hebben. In slechts drie jaar tijd is het aantal mensen dat hongerlijdt met meer dan 120 miljoen toegenomen. En naarmate de cijfers oplopen, worden degenen die al in nood verkeerden steeds vaker vergeten. Zo dreigt de financiering op te drogen voor Rohingya-vluchtelingen in Bangladesh en voor meisjes die in Afghanistan van hun mensenrechten zijn beroofd, omdat de politiek en de media zich weer op een recentere noodsituatie richten.
Juist nu hulp het hardst nodig is, laat de wereldwijde respons veel te wensen over. De kloof tussen humanitaire nood en beschikbare financiering is groter dan ooit. Vorig jaar was meer dan 90% van beschikbaar gestelde middelen afkomstig van slechts twintig donoren. De Europese Commissie behoort tot de drie grootste donoren ter wereld en daarnaast kent de top tien vier EU-lidstaten: Duitsland, Zweden, Nederland en Frankrijk. De EU heeft sinds 2023 een vrijwillig streefcijfer van 0,07% van het bni voor humanitaire hulp door de lidstaten. Spanje heeft dit zelfs in nationale wetgeving vastgelegd.
Het is oneerlijk en niet houdbaar dat een paar donoren het leeuwendeel van de hulp voor hun rekening nemen, zeker nu er in de wereld steeds meer conflicten gaande zijn. Bovendien is het onredelijk dat Rusland en China – twee van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad – geen prominente donoren zijn. Andere landen die een rol willen spelen op het wereldtoneel, met name binnen de G20, zouden harder hun best moeten doen en bijdragen op een wijze die past bij hun economische statuur. Want humanitaire hulp is een mondiale verantwoordelijkheid, die we samen eerlijk moeten dragen.
Financiering is echter niet de enige uitdaging waarmee we te maken hebben. Overal ter wereld lappen geweldplegers het internationaal humanitair recht steeds openlijker aan hun laars. Sinds 2010 vielen er jaarlijks nog nooit zoveel burgerslachtoffers bij gewapende conflicten als vorig jaar. Vrouwen en kinderen hebben het daarbij meestal het zwaarst te verduren. Bovendien wordt toegang steeds vaker geweigerd en lopen hulpverleners meer gevaar dan ooit tevoren. De EU blijft er onverminderd op hameren dat het internationaal recht in conflictgebieden beter in acht moet worden genomen. Want ook voor oorlogen gelden regels en wie die schendt, moet ter verantwoording worden geroepen.
Onze wereld staat er niet goed voor. Nu de mondiale vooruitzichten steeds grimmiger worden, mogen we niet wegkijken Maar we staan als Europa ook niet machteloos. Uit een recente enquête blijkt dat een grote meerderheid van de Europeanen het belangrijk vindt dat de EU humanitaire hulp verleent én hier een coördinerende rol in speelt. Het Europees humanitair forum dat op 18 en 19 maart meer dan duizend vertegenwoordigers van de humanitaire gemeenschap, EU-instellingen en de lidstaten bij elkaar zal brengen in Brussel is een eerste kans om samen te bepalen hoe mensen in nood beter geholpen kunnen worden en hoe de financieringskloof gedicht kan worden.
We weten wat ons te doen staat – en het is de hoogste tijd.